Hoe vertel ik mijn collega’s dat ik kanker heb?

De eerste stof van de dreun van de diagnose kanker is neergedaald. Ik heb de belangrijkste mensen om mij heen verteld wat er aan de hand is en nu staat een nieuwe werkweek voor de deur. Leidinggevende, collega’s in mijn team, collega’s waar ik in projecten mee samenwerk, collega’s van mijn afdeling…het is een grote groep. Ga ik hen vertellen wat er met me aan de hand is? Zo ja, hoe doe ik dat dan? Ik krijg het benauwd.

Ik kreeg op vrijdagmiddag de diagnose en weet nog niet heel veel. Nou ja, ik weet dat het kanker is. Maar nog niet hoe dit verder gaat. Maandagmiddag staat er weer een gesprek in het ziekenhuis gepland.

Ik parkeer ‘hoe vertel ik mijn collega’s dat ik kanker heb’, want ik kom er niet uit. Hopelijk krijg ik nog een ingeving. Maandagochtend, nog voor mijn laptop goed en wel is opgestart, heb ik mijn lijstje klaar. Hierop staan de namen van tien collega’s die ik het persoonlijk wil vertellen.

Waarom deze tien mensen? Een deel is de link naar mijn afdeling waar ik in mijn hele proces mee te maken ga krijgen. Een deel omdat ik daar fijn mee samenwerk, in grote projecten zit en graag met hen in contact wil blijven. Dit als ik straks door de behandelingen even uit beeld ben. Ik wil namelijk niet afgesloten worden van de wereld die werk heet.

Ik begin boven aan het lijstje. Ik pak mijn telefoon, zoek het nummer van mijn leidinggevende op en maak verbinding. De telefoon gaat een paar keer over en er wordt opgenomen.

Ik hang op en kan er vast één van mijn lijstje strepen. Ik weet nu ook dat het nieuws telefonisch brengen niet mijn voorkeur heeft. In dit geval was dat even niet anders. Ik spreek met mezelf af de overige negen collega’s in te lichten, nadat ik ‘s middags in het ziekenhuis ben geweest.

En dan is het dinsdag…een kantoordag. Met een raar gevoel loop ik de afdeling op, zoek een werkplek en installeer me. Ik heb mijn lijstje in de aanslag en kijk wie, van dit lijstje, al op kantoor is. Eén voor één vertel ik mijn collega’s wat er aan de hand is. Geschrokken gezichten, stilte, bemoedigende woorden, vragen, tips, adviezen en veel kopjes koffie later heb ik mijn lijstje afgestreept. Hoe de informatie zich nu verder verspreid, laat ik gebeuren. Ik voel nergens de ruimte om daarover na te denken.

Ik stop mijn laptop weer in mijn tas, realiseer me dat ik geen enkel mailtje heb gelezen, trek mijn jas aan en loop de afdeling af. Door de grote hal richting de uitgang. De ‘groene bordjes volgen’ zoals ik altijd gekscherend zeg. Eenmaal buiten haal ik een keer diep adem en loop verder richting de auto. Ik stap in en rij naar huis. Eenmaal thuis zet ik een kop koffie en ga op de bank zitten. Starend naar de lucht merk ik dat mijn hoofd helemaal leeg is. Een traan biggelt over mijn wang.